De man, ‘zijn’ muzieknummer en zijn verhaal…
Als je A zegt, moet je ook B zeggen, toch? Dus wanneer je in al je enthousiasme aangeeft, dat je wel een leuk ideetje hebt voor de nieuwsbrief, moet je ook het goede voorbeeld geven. Bij dezen… Toen ik bijna 14 was – het is 1987 – werd ik gegrepen door een clip die gefilmd werd bovenop een liquor store op de kruising van 7th. Avenue en Main Street in LA. Duizend uitzinnige mensen op straat, de autoriteiten proberen controle te krijgen en trekken uiteindelijk de stekker eruit, letterlijk… Het was voor mij de aanleiding om, in mijn ogen, één van de allerbeste muziekalbums allertijden te kopen, The Joshua Tree…
Enkele jaren later sta ik als eerstejaars student in De Kuip in Rotterdam, in de zomer, op ongeveer 10 meter van een uitloper van het podium, met daarop een Trabantje, beschilderd in de meest psychedelische kleuren. Een wolkbreuk en een hevig onweer heeft een concert van mijn favoriete rockband op losse schroeven gezet, maar met drie kwartier vertraging begint het dan toch bij een drukkende hitte van 27 graden. Ik sta alleen nog maar in mijn spijkerbroek want de rest van mijn kleding is doorweekt. Ik schreeuw uit volle borst de tekst mee, mijn wangen vochtig… maar niet van de regen want die was gestopt, net zo snel als ‘ie was begonnen… Ik word gegrepen en hevig ook, door de sfeer, de muziek, de tekst.
I want to run, I want to hide,
I want to tear down the ropes that hold me inside!
I want to reach out and touch the flame….
Where the streets have no name!
Het nummer van U2 heeft voor mij meerdere betekenissen, en daarom zal het altijd mijn lievelingsnummer blijven. En altijd als ik het nummer hoor, gaat de volumeknop in standje ‘gehoorbeschadiging’ en schreeuw ik het mee, tot tranen geroerd. Where the streets have no name is een typische U2-protestsong in eerste aanzet; het is een aanklacht en een wens tegelijk. De ik-persoon wil ontsnappen aan een, door religie, bomaanslagen en geweld verscheurd Belfast, waar mensen elkaar beoordelen op grond van de straat, de wijk, waar ze vandaan komen. Een beetje zoals de verzuiling in Nederland was, maar dan met desastreuse gevolgen. De ‘ik’ wil naar een plek zonder straatnamen, zonder grenzen, onbevooroordeeld, vrij… Iedere mens is gelijk, iedere mens moet het vuur van erkenning door de ander kunnen voelen, met een open vizier. Die boodschap heb ik altijd meegenomen, bij iedereen die ik ontmoet, maar ook in mijn werk als docent. Het maakt me sterk en geeft daardoor de ander zoals mijn leerlingen de ruimte. Ik hoop dat ze dat boven alles van mij leren.
En laten we wel wezen: een wereld zonder straatnamen, zonder etiketjes, stempels en vooroordelen is een stuk interessanter en mooier dan een wereld die sommige politici ons met hun denkbeelden en angstretorieken willen voorspiegelen.
Het nummer werd voor mij een stuk persoonlijker toen bleek dat de kinderwens van mijn vrouw en ik niet vervuld zou worden, tenminste niet op de ‘gewone’ manier. We moesten het beeld, de bekende ‘straatnaam’, het standaardidee van kinderen van eigen vlees en bloed laten varen. We moesten een andere weg gaan, naar een wereld zonder ‘straatnamen’ die een andere, meer onbevooroordeelde invulling bood dan de ‘normale’ invulling van begrippen als ‘gezin’, ‘familie’ en ‘mijn kind’. En als ik nu naar mijn kinderen kijk, weet ik dat ik daar ben, in mijn wereldje ‘Where the streets have no name’: mijn kinderen lijken niet op mij – gelukkig maar – maar zijn toch echt mijn kinderen.
Maar vier jaar geleden kreeg het nummer een volgende betekenis voor mij. Nu heb ik nooit vooraan gestaan toen ‘d’r Herr Got’ de porties gezondheid uitdeelde aan mensen – één uur na mijn geboorte lag ik in de ambulance naar het academisch ziekenhuis in Nijmegen; mijn moeder heeft me pas zes dagen later gezien op de IC in een couveuse na mijn eerste, levensreddende operatie. En daarna heb ik mijn hele leven gevochten ertegen, en het deels aanvaard: het lijf waarin ik vastzit, en dat niet altijd doet wat ik zou willen of hopen. Maar hé, ik kon altijd gaan naar ‘where the streets have no name’. Dan was ik vrij.
Toen ik echter vier jaar geleden te horen kreeg dat ik kanker had, was dat toch wel het startpunt voor de grootste uitdaging in mijn leven. De vrees voor – en acceptatie van – de realiteit dat ik misschien afscheid moest nemen van iedereen van wie ik hield, gaf Where the streets have no name voor mij een nieuwe dimensie. Ik moest loskomen van alles wat ik wist – of dacht te weten – en kende, loskomen van dat lichaam dat me nu toch echt in de steek gelaten had, maar waar ik in gevangen zat. Dus begon ik om de ‘touwen door te snijden’ die me ‘binnen hielden’. En linksom of rechtsom: er komt een moment dat ik daar zal zijn waar de straten echt geen naam meer hebben. En eerlijk gezegd beangstigt dat me nu niet meer.
Dit laatste is zeker niet de uitleg die de leden van U2 eraan gegeven hebben, maar het is wel mijn uitleg. En die maakte dat ik een nieuwe start kon maken, maar houdt me ook overeind als ik het even moeilijk heb. Dus luister ik elke dag minstens één keer naar Where the streets have no name…
Donné Wetzels
Wil jij ook een stuk schijven voor de nieuwsbrief? Stuur je stukje op naar nieuwsbrief@landgraafsmannenkoor.nl